Soms word ik door een buitenstaander i.c. iemand die niet zo goed bekend is ...

Door Willem Landman 31 aug 2017

Cijferboer of lichtend pad?

Soms word ik door een buitenstaander i.c. iemand die niet zo goed bekend is met het (hoger) onderwijs gevraagd wat nu precies de kern van mijn werk is. In een cynische bui antwoord ik: cijferboer. Ik beoordeel studenten op kennis en vaardigheden, die ik ze in hun studie aanbied
en ken daar een waardering aan toe. Op grond van een positieve beoordeling halen ze hun studie en op grond van een negatieve beoordeling dienen ze te herkansen of halen ze de studie niet. In een wat minder cynische bui antwoord ik dat ik een lichtend pad ben dat studenten de weg wijst naar een betere toekomst. Wat is nu de core business van het onderwijs?

Kottler

Als er iemand was die ooit een treffend antwoord gaf op de vraag wat de kern van een bepaald product nu precies inhoudt dan was dat wel Philip Kottler, marketing goeroe en schrijver van vele, vele standaard handboeken op het terrein van strategisch marketing management. Hij stelde
aan een aantal marketeers de vraag wat nu precies het core-product van cosmetica voor vrouwen zou kunnen zijn. Na allerlei antwoorden over crèmes, mascara en geurtjes antwoordde hij: “Niets van dat al. Het core product van cosmetica voor vrouwen is hoop. Hoop dat je er na het gebruik van dat product beter of langer beter uitziet dan daarvoor. Dat verkoop je aan
vrouwen”.

Millennials

Ik kom op deze vraag omdat er binnen het onderwijs momenteel een discussie wordt gevoerd over wat nu precies het lesgeven aan de nieuwe lichting studenten, die millennials worden genoemd, dient in te houden. We hebben het hier over mensen die geboren zijn tussen grofweg 1980 en 2000 en ook wel generatie Y genoemd worden. Ze zouden bovengemiddeld narcistisch zijn, niet zoveel hechten aan vastigheid, meer geven om idealisme dan om geld en het idee hebben meerdere taken tegelijkertijd uit te kunnen voeren: het zogenaamde multitasken.

In een artikel van Eric Slaats van de Fontys Hogeschool stelt hij dat de huidige onderwijsindustrie
vooral studenten opleidt die bekwaam zijn in het maken van tentamens. Ik onderschrijf de beperking van het toetsen van opgedane kennis (bij vaardigheden ligt dit wat anders) middels tentamens.
In de taxonomie van Bloom over de zes gradaties van het onderwijsniveau: onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en creëren (voor wie geïnteresseerd is zie:
https://talentstimuleren.nl/thema/stimulerend-signaleren/rijke-leeractiviteiten/bloom) scoort het reproduceren van kennis dan ook veel lager dan het toepassen daarvan maar ik ben tegelijkertijd tevens nog geen betere methodiek van beoordelen tegengekomen behalve dan uiterst arbeidsintensieve. Hij suggereert, en ontspoort mijns inziens daarbij: “Millenniumstudenten trekken hoorcolleges niet meer qua aandachtsboog. Dit is de hyperlink generatie. Vraag wat zij willen weten, waar ze mee bezig zijn. Het lesmateriaal zit voor je”.
Ik verbaas me over dit soort beschouwingen. Inderdaad kan de huidige generatie studenten met
grote moeite hun aandacht vasthouden bij het maakt niet uit wat. Dat heeft te maken met het feit
dat ze in hun nog jonge ontwikkeling met zoveel impulsen tegelijkertijd worden/zijn geconfronteerd en menen dat ze hier simultaan aandacht aan kunnen besteden met gelijkwaardig resultaat. Zonder hier nu in te gaan op de bron van mijn informatie, maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat dit nonsens is. Ze menen het te kunnen, maar kunnen het niet. Multitasken met gelijkwaardig resultaten van alle bezigheden is een illusie. Het onderliggende doel van een goed onderwijsleerproces dient dan ook te zijn de student te leren met volle aandacht gedurende een bepaalde tijdspanne bij één onderwerp te blijven bijvoorbeeld het beluisteren van een hoorcollege. Slaats vervolgt: “20e eeuwse colleges afdraaien is zielig. Hoe goed de docent ook is. Vrijwel niemand luistert. De sociale media zijn slecht één klik weg”. Klopt tot in zeker mate. Indien Slaats zijn colleges “afdraait” zal hij weinig geboeide luisteraars hebben. Het gaat er
juist om de student uit zijn dagelijkse leefomgeving weg te trekken naar een hoger niveau. Niet de docent dient af te dalen naar het niveau van de student, maar de student dient te stijgen tot grotere hoogte. Niet het huidige niveau van de student met alle beperkingen van dien bepaalt de gekozen onderwijsmethode of het doel, maar de docent bepaalt de top op de berg waar hij/zij met hem/haar wil uitkomen.

Indien een hoorcollege interactief wordt ingedeeld en de docent de studenten betrekt bij hetgeen
wordt onderwezen (waarbij de afleiding in de vorm van lap tops/internet of smart phones wordt geminimaliseerd), dan blijkt zo’n goed onderbouwd en ingevuld hoorcollege uitstekend te werken. De oproep – ten slotte – van Slaats om boeken te verbieden en de kennis die op het internet voorhanden is te gebruiken doet vermoeden met een dwaalgeest te maken te hebben. Hoe kan immers het gekozen medium ervoor zorgen dat de kwaliteit van de inhoud beter is? Er staat immens veel rotzooi op het internet waar studenten zonder enig onderscheidend vermogen gebruik van maken.

Lichtend pad

Het is de taak van een goed docent om studenten mee te nemen over een lichtend pad naar meer kennis, inzicht en vaardigheden, die ertoe leiden dat zij zelfstandig keuzes kunnen maken in hun verdere (beroeps)leven ten aanzien van de waarde van de informatie die op hen afkomt. Daarbij dient de student te stijgen en niet de docent te dalen. Ik weet dat elke vergelijking mank gaat, maar ik las laatst een komisch bedoelde observatie van een Engelse wetenschapper over zwemles. Hij stelde dat de huidige generatie zo moeilijk te bewegen is om in iets anders dan hun eigen beperkte (digitale) leefomgeving geïnteresseerd te zijn: “Neem nu de noodzaak tot het volgen van zwemles. Niet alleen dien je de kinderen te leren zwemmen maar ze ook nog duidelijk te maken waarom het nuttig is om te kunnen zwemmen. Aangezien bij de grootste groep van kinderen deze interesse initieel niet aanwezig is en ook moeilijk is op te wekken heeft de bond
van zwemleraren besloten om de zwemles aan te passen aan het niveau en de interesse van de kinderen. We leren ze niet meer te zwemmen, maar om gestructureerd te verdrinken”.

Willem Landman is docent Behavioral Finance aan de Hogeschool van Amsterdam, promovendus aan Nijenrode Business Universiteit en senior onderzoeker bij CAREM (Center for Applied Research on Economy and Management).
Reacties naar: .j.w.landman@hva.nl

Naar het blog overzicht